Gert Van Hoey

Als marien bioloog ben ik gefascineerd door het bodemleven in onze Noordzee. Ik focus mij op het leven in en op de zeebodem, zoals wormen en schelpdieren, maar ook krabben, slangsterren en platvissen. Het volledige en complexe netwerk van bodemleven is mijn expertise.

Dat bodemleven staat onder druk door visserij en tal van industriële activiteiten. Denk hierbij aan zandwinning, dumpen van baggerzand, bouwen en exploiteren van windmolenparken. Het effect en de veranderingen daarvan op de bodem en het bodemleven bestudeer ik samen met het monitoringsteam op het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO).

Een concreet voorbeeld: zones waar men baggerzand uit de haven mag dumpen. Deze dumping zorgt voor een extra laag op de zeebodem, en bedelft de minder mobiele levende organismen (vb. tweekleppigen en borstelwormen). Vissen en garnalen zijn wel mobiel en kunnen zich snel uit de voeten maken. Dumping kan ook de samenstelling van de bodem veranderen, want baggerspecie bevat veel slib, dat vaak fijner is dan het sediment dat aanwezig is op de dumpingplaatsen. Om te achterhalen wat de impact is van een activiteit op een bepaald gebied, nemen wij grijpstalen. Uit die stukjes zeebodem, zeven wij de aanwezigen organismen, zodat we ze kunnen identificeren, en de samenstelling van bodemleven in een bepaald gebied kunnen bepalen. Waargenomen veranderingen in die bodem samenstelling kunnen positief of negatief zijn: zo kan een verandering in de zeebodem leiden tot meer biodiversiteit, of tot een verarming.

We verzamelen al tientallen jaren data over het leven in de Noordzee, waardoor we zeer goeie kennis hebben over de ecologie van het Noordzeesysteem. We kunnen dus goed kunnen inschatten welke activiteiten het ecosysteem kunnen beïnvloeden en hoe. Hierdoor kunnen we bedrijven bijstaan bij de opvolging van ecologische veranderingen bij de uitbouw van nieuwe projecten op zee zoals bij aquacultuurinstallatie, windmolenparken of de toepassing van bepaalde visserijtechnieken…

Een recent voorbeeld is het Coastbusters-project waar we samen met de industrie (DEME, De Nul en Sioen) biogene riffen aanleggen in de kustzone. Dit zijn riffen gebouwd door levende organismen waarmee we de zeebodem willen versterken, en daarmee de kust weerbaarder maken tegen stormen. Op die manier zouden we bijvoorbeeld grote zandverliezen na stormen kunnen beperken. ILVO biedt in dat project expertise over de biologie van de gebruikte organismen (mosselen, zeewier,..) en over de impact van riffen op het omringende milieu.

Een bedrijf kan dus bij ons terecht met plannen om activiteiten uit te voeren op zee. Wij onderzoeken dan de (potentiële) ecologische veranderingen en impact, zodat men daar rekening mee kan houden bij de uitvoering en opvolging. Milieu-impact van activiteiten op zee wordt namelijk nauwlettend opgevolgd via Europese milieurichtlijnen, zoals Natura 2000 en de Kaderrichtlijn Mariene Strategie. Voor samenwerking met bedrijven hebben wij een specifieke structuur: het Marien Living Lab.

Ik werk nu bijna 15 jaar bij ILVO en we hebben doorheen de jaren een goed, wetenschappelijk onderbouwd monitoringsprogramma voor het opvolgen van ecologische effecten van menselijke activiteiten op de zee uitgebouwd. Daarnaast zijn onze benthos-analyses geaccrediteerd, en heeft ons laboratorium dus een internationale kwaliteitserkenning. Daarmee zijn we pionier binnen de Europese Unie. Ik kan dat nu zeggen want door de Brexit is het Verenigd Koninkrijk er niet meer bij, in feite waren zij de pionier. Wat ik belangrijk vind, is dat onze onderzoeksresultaten niet enkel gerapporteerd worden naar de klant (Vlaamse en Federale overheid, industrie), maar ook gepubliceerd worden in tal van wetenschappelijke artikelen, zodat ze het wetenschappelijk onderzoek vooruithelpen. Daarnaast voeden onze data ook internationale databanken (EMODNET, GBIF) en zijn onze programma’s geïntegreerd op Europees niveau. Dus ik ben er wel fier op dat ik dit proces mee uitgebouwd heb.

Genetische technieken worden steeds belangrijker, ook bij marien onderzoek. Onze klassieke ecologische dataverzameling is nu sterk gericht op taxonomie. Dit houdt in dat we de soorten determineren via literatuursleutels, op basis van uiterlijke kenmerken. Denk maar aan de vorm van de borstels bij borstelwormen, of het aantal haren op lichaamsdelen van vlokreeftjes. Dat is arbeidsintensief specialistenwerk, en zelfs in onze goed gekende Noordzee is de taxonomie aan veranderingen onderhevig. Daarom werken we meer en meer via DNA-gebaseerde technieken zoals barcoding en eDNA. Op die manier kunnen we sneller meer data verkrijgen.

Het is eigenlijk heel grappig om te zeggen, maar de afgelopen 30 jaar namen hebben wij, ILVO en UGent, zo’n 10.000 bodemstalen taxonomisch uitgewerkt. Uitgerekend is dat in feite maar 1 km² van onze Noordzeebodem (3600 km²). In vergelijking met andere gebieden kennen wij ons ecosysteem zeer goed, maar in verhouding is dat een peulenschil. Met die genetische sampling kunnen we een nog een versnelling hoger schakelen.

Het proberen begrijpen van een systeem dat we zelden of nooit écht te zien krijgen. Af en toe kunnen er onderwaterbeelden genomen worden door camera’s en duikers, maar dat zijn momentopnames die ons weinig kunnen vertellen over het dagelijkse leven en de processen op de zeebodem. We nemen in plaats daarvan een kleine set van stalen en zoeken daar dan patronen in en leggen verbanden met klimaatverandering, menselijke activiteiten, enz.

Het is een cliché, maar we weten eigenlijk bitter weinig over onze zeeën en oceanen. In principe weten we meer over de ruimte dan over onze eigen wateren. Ik wil dan ook graag mijn steentje bijdragen tot het beter leren kennen van die vloeibare massa. Mijn persoonlijke uitdaging is om informatie te verzamelen in dat immense systeem en daarin nieuwe patronen te ontdekken.

Translate »